Home » BLOGS » Rozegeur,

Rozegeur,

Rozegeur, Het is eigenlijk winter. Herfst op zijn minst. Bladeren van de bomen. Het groen is rood, bruin, oranje geworden. Bloemen zijn uitgebloeid. Of. Nee. Toch niet. 

Ik fietste van de week langs een tuin. Keurig onderhouden. Bij de schutting valt iets op. Daar staat in haar eentje, midden in de zwarte aarden border, een glorieus bloeiende roos. Eén dieprode bloem, zo groot als mijn hand. Alsof het zomer is. Voorjaar op zijn minst. 

Het deed me denken aan een verhaal dat mijn vader soms vertelt. Dat hij een voortuin had. Lang geleden. Daar groeide en bloeide ook een roos. Prachtig grote bloemen die net waren uitgekomen. Zo mooi als ze op hun mooist kunnen zijn. Een paar uur later had een voorbijganger de grootste bloem omgeknakt. Alsof sommige mensen het mooi niet kunnen zien zonder het te willen vernietigen. Omknakken op zijn minst. 

Het deed me ook nadenken over waar dat mooi vandaan komt. In de natuur eigenlijk altijd uit zwarte aarde, vermolmd hout, vochtige vieze plekken. Ergens uit die duisternis of narigheid groeit dan een steeltje groen. Uiteindelijk een bloem. God weet hoelang dat geduurd heeft. 

Zelf ben ik groot fan van ieder dapper ieniemienie viooltje dat zich tussen de naden van mijn tegelwerk heeft weten te werken. Uit diep respect sla ik die tegel dan over bij het kärcheren. Mijn bloemen geef ik water. Extra. Als ik zie dat ze het nodig hebben. 

Nooit echter. Nooit sta ik mijn bloemen te verwijten dat ze zich uit zwart zand omhoog hebben gewerkt. Nooit hoor je mij in mijn tuintje de rozen de les lezen. Over of ze wel genoeg met de gegeven mest hebben gedaan. Nooit kijk ik ze boos aan omdat ze nú pas zijn gaan bloeien. Nooit sta ik wild gebarend te preken. Dat als ze een paar jaar geleden hun steeltje niet geknakt hadden, ze al veel eerder hadden kunnen bloeien. Nooit vertel ik ze welke andere bloemen er al eerder zijn gaan bloeien.

Nooit. 

Zou een gek gezicht zijn ook. Dat ik daar pratend en blatend door mijn tuintje loop. Schreeuwend en gebarend mijn rozen sta uit te foeteren. Of er eentje met zijn prachtige kopje in de zwarte aarde duw om haar te laten zien waar ze vandaan komt. Woest zwaaiend met mijn gieter dat half slappe plantje voorbijloop. “Jij krijgt niks. Jij doet er te lang over.” 

Ik ben benieuwd hoelang het zou duren voordat de GGD gebeld wordt door de buren. Botanische verenigingen mij brieven gaan schrijven of interventies plannen. Er een dorpsvergadering komt over wie er met mij moet gaan praten. Ouders hun kinderen gaan vertellen dat ze niet meer bij mij aan de deur mogen komen. 

En over kinderen gesproken… Kinderen zijn ook net rozen. Ménsen. Zijn ook net rozen. Dochters. Zonen. Collega’s. Kennissen. Vrienden. Social media contacten. Dat zijn mensen. En mensen zijn ook net rozen. 

Als ze (op)bloeien. Weten wij niet hoe zwart en zwaar de aarde was. Weten wij niet welke mest, welke shit, ervoor nodig was. Dánkzij of óndanks… Het zwart. Het tussentijds geknakt. Het tijdelijk geen water kunnen vinden. Dat weet alleen de roos. Wordt niet door ons beslist. Wij hoeven alleen maar te genieten. Van het uitzicht.

 

Hallo Leven 

Zwijg zonder oordeel 

Of geef een compliment 

Ik denk dat als je dát hardop doet 

Je zomaar de roos 

in het leven van een ander bent.